Welke rechten hebben ouders in pleegzorg?
Juridisch gezien is ouderschap gebaseerd op afstamming. In principe wordt bij pleegzorg niet aan die ouderlijke rechten geraakt. In het decreet pleegzorg wordt het namelijk zo gedefinieerd: “Pleegzorg is zorg waarbij een pleeggezin vrijwillig, onder begeleiding van een dienst voor pleegzorg en tegen een kostenvergoeding, een of meer pleegkinderen en/of pleeggasten opvangt”.
Tekst: Min Berghmans, Steunpunt Mens en Samenleving (SAM)
Op nationaal vlak vinden we concrete rechten en plichten van ouders t.a.v. hun kinderen terug in het Burgerlijk Wetboek, meer bepaald in de invulling van het ouderlijk gezag en het statuut voor pleegzorgers. Minderjarigen staan in principe tot hun achttien jaar onder ouderlijk gezag van hun ouders, zowel wat betreft hun persoon als hun goederen. Dat vraagt wel om nuancering gelet op het uitdovend en doelgebonden karakter van het ouderlijk gezag: naarmate kinderen meer matuur en mondiger worden, moeten ouders minder beslissingen nemen in de plaats van hun kind en hebben zij ook minder nood aan informatie.
Dit artikel verscheen in het pleegzorgtijdschrift Kleurrijk. Ben je op zoek naar een beknopt overzicht van alle rechten van ouders? Dat vind je via de knop hieronder.
Hulpverlening
Binnen de hulpverlening kunnen we specifieke rechten van ouders terugvinden. Die zijn gebaseerd op hun rechten uit het Burgerlijk Wetboek, maar zijn ook expliciet ingeschreven in verschillende decreten en regelgevingen. Het betreft dan het recht op contact, het recht op informatie en inspraak (participatie), recht om in te stemmen met de jeugdhulp (of te weigeren) – waarbij in verontrustende situaties het eindoordeel wel bij de jeugdrechtbank ligt. Het gaat ook om het recht op toegang tot het dossier, erkenning van ouders in hun grondrechten, respect voor de privacy en persoonlijke levenssfeer, recht op beroepsgeheim van de hulpverleners, faire klachtenbehandeling en het recht om op voldoende wijze in de hulpverlening betrokken te worden. Recent kwam daar het recht op een vertrouwenspersoon voor de ouders bij. Daartegenover wordt wel medewerking verwacht.
Statuut van de pleegzorger
Voor pleegzorg is er bijkomend het statuut van de pleegzorger in het Burgerlijk Wetboek. Bij ondersteunende pleegzorg blijft het ouderlijk gezag onveranderd. Bij langdurige ononderbroken pleegzorg wordt het verblijfsrecht sowieso overgedragen naar de pleegzorgers: het kind verblijft bij hen en ouders kunnen dat niet eenzijdig wijzigen. Het zijn de jeugdhulpinstanties die in samenspraak met alle betrokkenen beslissen over het einde van zulke pleegzorgsituaties – of de jeugdrechtbank, als die de plaatsing oplegde.
Ook de dagelijkse beslissingen worden bij langdurige ononderbroken pleegzorg door de pleegzorgers genomen, in overeenstemming met de principes die de ouders in het belang van hun kind vooropstellen. Het recht op informatie blijft overeind, net als het beheer van de goederen. Ouders behouden het recht op eerbied en ontzag, beslissingsrecht over fundamentele opties en het recht van toezicht op de opvoeding.
Wat de sociale contacten van het kind betreft, geeft het decreet rechtspositie het kind zelf het recht om met personen naar keuze om te gaan, voor zover dat verzoenbaar is met de rechten van de andere gezinsleden en niet ingaat tegen zijn belang.
Daarnaast kan een ouder ook meer belangrijke aspecten van het ouderlijk gezag delegeren aan de pleegzorger, zoals beslissingen over belangrijke medische (be)handelingen, geloofsaspecten, reizen naar het buitenland, onderwijs … Het groeipakket, fiscale aftrek, mutualiteit … hangen samen met de verblijfplaats van het kind.
Internationaal recht
Internationaal gezien biedt het Kinderrechtenverdrag een aantal kaders over de ouderlijke rechten bij pleegzorg. Het benadrukt dat staten de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van ouders moeten erkennen en dat ouders moeten zorgen voor een passende begeleiding van het kind bij de uitoefening van zijn rechten, rekening houdend met zijn ontwikkelende vermogens. Beide ouders dragen gezamenlijk en in de eerste plaats verantwoordelijkheid voor opvoeding en opleiding en moeten daarbij het belang van het kind vooropstellen. Ouders en wettige voogden hebben recht op passende bijstand bij de opvoeding van het kind.
Ook in het Europees recht vinden we terug dat de juridische basis van de ouder-kindrelatie het ouderlijk gezag is. De uitoefening van het ouderlijk gezag is één van de fundamentele bestanddelen van het familie- en gezinsleven. Ouders oefenen in principe gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. Zij beslissen samen over de belangrijkste vraagstukken m.b.t. het onderhoud en de opvoeding van de kinderen.
Het contact tussen ouder en kind is daarbij een essentieel element. Scheiding van een kind en een ouder is alleen gerechtvaardigd in het kader van de bescherming van de rechten van het kind. De organisatie en de duur van een dergelijke scheiding moeten daartegen worden afgewogen. Nogal wat rechtsleer en rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gaat in op de rechten van de ouders – al wint een zelfstandige benadering en afweging ten opzichte van de rechten van het kind aan belang de laatste jaren.
Meer specifiek geldt voor ouders en andere familieleden van een geplaatst kind het recht op family life: het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven. Uiteraard zal een respectvolle omgang met ouders en kind bij de beslissing tot uithuisplaatsing al een basis vormen voor de latere relatie met de pleegzorgers. De plaatsing is principieel een tijdelijke maatregel die eindigt zodra de omstandigheden het toelaten.
Artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens houdt daarom een plicht in voor de overheid om te verzekeren dat de maatregelen i.k.v. de uithuisplaatsing de uiteindelijke gezinshereniging niet onmogelijk maken. De overheid moet ook maatregelen nemen voor de voorbereiding van de terugkeer van de kinderen naar hun gezin, op voorwaarde dat dit in het belang van het kind is. Van de ouders wordt verwacht dat ze aan de voorbereiding tot hereniging meewerken, dat ze rekening houden met de wensen van het kind en geen vijandige houding aannemen.
Maatregelen die elke vorm van contact uitsluiten zijn dus in strijd met het recht op family life. Alleen uitzonderlijk en indien noodzakelijk in het belang van het kind kunnen maatregelen de gezinsbanden doorknippen. De houding van pleegzorgers mag contact met de ouders ook niet verhinderen. Zij mogen het bezoek niet tegenwerken of kinderen opzetten tegen hun ouders. De overheid moet het mogelijk maken dat een bezoekrecht ook echt wordt uitgeoefend. Het gaat daarbij niet alleen om fysiek contact maar ook over telefonisch en schriftelijk contact.
Een overzicht van alle rechten?
Ben je op zoek naar een beknopt overzicht van alle rechten van ouders in pleegzorg? Dat vind je via de knop hieronder.
Bronnen
- www.jeugdhulp.be/themas/rechten-in-dejeugdhulp/rechten-voor-de-ouder
- www.jeugdrecht.be trefwoord 'ouderlijk gezag'
- www.jeugdrecht.be/search/artikel/statuut-pleegzorger
- Tim Wuyts, Ouderlijk gezag, Intersentia, 2013
- D. Van Grunderbeeck, Plichten van ouders tegenover hun kinderen, in P. Lemmens, Uitdagingen voor en door het EVRM, Antwerpen, Kluwer, 2005, p. 25-41
- P. Senaeve en P. Lemmens (eds), De betekenis van de mensenrechten voor het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2003, p. 36-37
Andere interessante artikels
Beschermende en risicofactoren voor de ontwikkeling van pleegkinderen
Deze nieuwsbrief gaat in op de beschermende en risicofactoren die de ontwikkeling van pleegkinderen kunnen beïnvloeden.
Jaarverslag Pleegzorg West-Vlaanderen
Elk jaar blikken we in ons jaarbeeld terug op het afgelopen werkjaar.