Ga verder naar de inhoud

Wie is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een (pleeg)kind?

01 januari 2025

Tara is 15 jaar en verblijft langdurig bij een pleeggezin. Ze heeft een buurjongen een boek naar zijn hoofd gegooid en deze is erg gekwetst. Wie is aansprakelijk? Kan de verzekering tussenbeide komen? En wat als Tara enkel in weekends en vakanties in het pleeggezin zou verblijven?

Tekst: Min Berghmans en Elodie Decorte, SAM, Steunpunt Mens en Samenleving

Wie is aansprakelijk?

Niet enkel ouders, maar ook andere personen met ouderlijk gezag zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door minderjarige kinderen. Het kind zelf is pas vanaf 12 jaar aansprakelijk. Daarbovenop is er ook nog aansprakelijkheid mogelijk van personen belast met toezicht op kinderen. Een slachtoffer heeft de keuze bij wie hij of zij schadevergoeding vordert.

Minderjarige

Minderjarigen zijn vanaf 12 jaar persoonlijk aansprakelijk voor de schade die zij door hun fout veroorzaken. Onder de 12 jaar zijn minderjarigen nooit persoonlijk aansprakelijk. De wetgever heeft gekozen voor strakke leeftijdsgrenzen. Het is niet mogelijk om daarvan af te wijken. Een rechter kan de schadevergoeding die een minderjarige zou verschuldigd zijn aan een slachtoffer wel beperken, behalve als er een verzekering tussenkomt.

Ouders

Ouders zijn altijd aansprakelijk voor de daden van hun minderjarige kinderen, van 0 tot 18 jaar.

De wet maakt wel een onderscheid naargelang de leeftijd van het kind dat schade veroorzaakt. Zo zijn ouders altijd aansprakelijk voor hun minderjarige kinderen onder de 16 jaar. Dit noemt men ook de ‘foutloze’ aansprakelijkheid. Ouders zijn dus aansprakelijk, ook al hebben ze zelf geen fout begaan, en ook al zijn hun kinderen zelf niet aansprakelijk, omdat ze nog geen 12 jaar zijn. Ouders kunnen niet ontsnappen aan hun aansprakelijkheid. Het uitgangspunt is dat, ook al doen ouders nog zo hun best, ongevallen kunnen gebeuren en ouders kunnen daarvoor aangesproken worden.

Zijn hun minderjarige kinderen 16 jaar of ouder, dan zijn ouders ook automatisch aansprakelijk. Ze kunnen hun aansprakelijkheid wel weerleggen door aan te tonen dat ze geen fout hebben begaan, bijvoorbeeld door te bewijzen dat ze hun kind een goede opvoeding hebben gegeven én voldoende toezicht hebben uitgeoefend. Maar de (oude) rechtspraak is hier streng. Het lijkt niet eenvoudig om dit te bewijzen. Het aansprakelijkheidsvermoeden van ouders berust dus in eerste instantie op een soort garantie voor de schadelijder.

Deze regels gelden ook als ouders uit elkaar zijn of als hun kinderen niet meer thuis wonen, maar bijvoorbeeld in een jeugdhulpvoorziening of pleeggezin. Zolang de ouder (volledig of een stukje) ouderlijk gezag heeft over het kind, valt hij of zij onder deze regels. Na een scheiding behouden beide ouders in principe het ouderlijk gezag, en ook een plaatsing in een pleeggezin of voorziening maakt geen einde aan het ouderlijk gezag. Het feit dat je ouderlijk gezag hebt (dit is het pakketje van bevoegdheden dat ouders kunnen laten gelden ten aanzien van hun minderjarige kinderen) is voldoende om aansprakelijk te zijn. De ouder hoeft niet aanwezig te zijn op het moment van het schadegeval en hoeft ook niet effectief gezag uit te oefenen. Inwoning van het kind bij de ouders is dus geen voorwaarde voor de ouderlijke aansprakelijkheid. Als het kind niet inwoont, kan het soms wel gemakkelijker zijn om te bewijzen dat je geen fout heeft begaan als ouder. Permanent toezicht is voor de meeste 16-jarigen niet realistisch – maar het gaat ook over mogelijke gebreken in de opvoedingsaanpak.

Langdurige pleegzorgers

Het aansprakelijkheidsvermoeden voor personen met ouderlijk gezag rust niet enkel op de ouders. Naast de ouders zijn er nog andere personen die (delen van het) gezag kunnen hebben, meer bepaald langdurige pleegzorgers, adoptanten of voogden.

Wanneer een kind langdurig in een pleeggezin verblijft, dan splitst de wetgever de ouderlijke bevoegdheden op. Het gaat over de perspectiefzoekende en -biedende pleegzorgers. Zij krijgen op basis van art 387quinquies oud Burgerlijk Wetboek automatisch een stukje van het ouderlijk gezag, namelijk het verblijfsrecht en het recht om dagelijkse en dringende beslissingen te nemen (en meer is mogelijk via delegatie). Een stukje gezag is voldoende om onder het aansprakelijkheidsvermoeden te vallen. De andere stukjes blijven bij de ouders, waardoor zij ook aansprakelijk blijven.

Er kunnen dus meerdere personen aansprakelijk zijn voor dezelfde schade: de minderjarige zelf vanaf 12 jaar, de ouders (of de voogd) en de pleegzorgers.

Louter feitelijk gezag uitoefenen volstaat niet, denk aan grootouders of een plusouder die mee voor een kind zorgen. Deze personen kunnen enkel aansprakelijk gesteld worden als bewezen wordt dat ze persoonlijk een fout hebben gemaakt of nalatig waren, wat iets heel anders is dan het aansprakelijkheidsvermoeden dat op de personen met gezag rust.

Ondersteunende pleegzorgers

Ondersteunende pleegzorgers hebben geen verblijfsrecht en dagelijks ouderlijk gezag. Zij vallen niet onder het ‘ouderlijk’ aansprakelijkheidsvermoeden. Maar de wetgever heeft ook een kwalitatieve aansprakelijkheid (= voor de daad van iemand anders) ingevoerd voor ‘toezichthouders’. Wat houdt dit in?

Iedereen die op grond van een wettelijke of reglementaire bepaling, een gerechtelijke of administratieve beslissing of een contract ermee belast is op globale en duurzame wijze de levenswijze van andere personen te organiseren en te controleren, is aansprakelijk voor de schade die deze laatsten veroorzaken aan onder meer derden, personeel of medebewoners, terwijl zij onder toezicht staan. Deze aansprakelijkheid kan wel altijd weerlegd worden, ongeacht de leeftijd van de minderjarige. Wie kan aantonen dat de schade niet te wijten is aan een gebrek aan toezicht, fout of onvoorzichtigheid, is niet aansprakelijk voor schade die het kind veroorzaakt.

Of iemand de levenswijze van een andere persoon op een ‘globale en duurzame wijze’ organiseert, vormt in twijfelgevallen het voorwerp van een feitelijke beoordeling door de rechter. Het gaat alvast zeker niet om sportverenigingen, jeugdverenigingen, onthaalmoeders, babysitters of grootouders. De organisatie van de levenswijze mag immers niet van korte duur zijn en moet meerdere aspecten van het dagelijkse leven omvatten (verblijf, opvoeding, vervoer…).

Daarom kunnen ondersteunende pleegzorgers ook aansprakelijk zijn, als zij voor voldoende lange, ononderbroken periode een kind opvangen in hun gezin, bijvoorbeeld een ononderbroken periode van twee maanden tijdens de zomervakantie. Zij zijn dan aansprakelijk voor de daad van de minderjarige, niet omdat ze het gezag hebben over de minderjarige, maar wel omdat ze belast zijn met een toezichtsopdracht over de minderjarige.

Onderwijsinstellingen

Tenslotte is er ook nog de kwalitatieve aansprakelijkheid van onderwijsinstellingen. Als het kind op school is, is de school mogelijk ook aansprakelijk voor schade door het kind veroorzaakt.

Wat met de verzekering?

Familiale verzekering (BA-privé gezinsleven)

Schade veroorzaakt door een minderjarige die in een pleeggezin verblijft, komt in aanmerking voor dekking door de familiale verzekering van het pleeggezin, aangezien deze de aansprakelijkheid van de inwonende gezinsleden dekt. De dekking is verschuldigd voor de aansprakelijkheid van het kind (of de pleeggast) zelf – dus vanaf 12 jaar. Kinderen onder de 12 jaar zijn immers zelf niet aansprakelijk.

De familiale verzekering komt ook tussen voor de ‘ouderlijke’ aansprakelijkheid van de pleegzorgers bij langdurige pleegzorg (zie hierboven). Ook de aansprakelijkheid als toezichthouder (voor ondersteunende pleegzorg) zal door de gezinspolis kunnen gedekt worden. Dat vraagt het pleeggezin best na bij de eigen verzekeraar. Misschien is daarvoor een extra clausule nodig, want het pleegkind woont dan niet in.

De familiale verzekering dekt normalerwijze geen schade die zich voordoet tussen inwonende gezinsleden. Schade die een pleegkind veroorzaakt aan een ander kind in het gezin, wordt wel aanzien als schade aan ‘derden’.

Tot de leeftijd van 16 jaar gaan de familiale verzekeraars er vanuit dat een kind geen opzet kan verweten worden, en zullen zij dus tussenkomen schade te vergoeden. Voor kinderen boven de 16 jaar die opzettelijk schade zouden hebben toegebracht, is er mogelijk een verhaalsrecht door de verzekeraar. De verzekeraar moet zo snel mogelijk aankondigen dat er een verhaal zal worden uitgeoefend – en op basis van welke feiten en polisvoorwaarden dan. Die verzekeraar moet wel eerst het slachtoffer vergoeden.

Verzekering door de dienst (op basis van erkenningsvoorwaarden)

In het besluit pleegzorg (en in de erkenningsbesluiten van de jeugdhulp) is de verplichting opgenomen voor de diensten (voor pleegzorg) om een verzekering af te sluiten voor de burgerlijke aansprakelijkheid van elk opgenomen of begeleid kind, jongere of pleeggast. Bovendien moet de dienst voor pleegzorg ook de burgerlijke aansprakelijkheid van de pleegzorger verzekeren. Dit omvat ook de nieuwe aansprakelijkheden op basis van ouderlijk gezag (perspectiefpleegzorg) of als toezichthouder (ondersteunende pleegzorg).

Wanneer er dan geen familiale verzekering is bij de ouders noch bij de pleegzorgers, en voor het franchisebedrag dat de familiale verzekeraar niet zou vergoeden, blijft er daar een mogelijkheid voor de slachtoffers om financiële tegemoetkoming te krijgen.

Tara is zelf aansprakelijk voor de schade die ze toebracht aan de buurjongen. Ook haar ouders en haar perspectiefpleegzorgers zijn burgerlijk aansprakelijk, op basis van hun (deel van) ouderlijk gezag. Ze kunnen hun aansprakelijkheid niet weerleggen, aangezien Tara nog geen zestien jaar is. Als het pleeggezin een familiale verzekering heeft, zal die tussenkomen voor de schade die Tara veroorzaakte. Als haar ouders ook een familiale verzekering hebben, kan deze ook tussenkomst verlenen op basis van hun ouderlijke aansprakelijkheid. De familiale verzekeraar zal een bepaalde franchise aftrekken van de schadevergoeding die moet betaald worden aan het slachtoffer. Dat bedrag zou dan door het meisje zelf of haar ouders of pleegzorgers moeten vergoed worden. Maar ook de dienst pleegzorg heeft een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid voor het door hen begeleide kind (of pleeggast), en deze zal tussenkomst geven voor het franchisebedrag.

Als Tara slechts af en toe in het pleeggezin verblijft, is er mogelijk aansprakelijkheid van de pleegzorger als toezichthouder. Afhankelijk van de polisvoorwaarden, is dit mogelijk niet voorzien in de familiale polis van het pleeggezin. Maar de burgerlijke aansprakelijkheid van de pleegzorger moet verzekerd worden door de dienst voor pleegzorg, dus die polis zal dan ook op die basis moeten tussenkomen.

Als het pleegkind het boek naar een ander kind in het pleeggezin, of naar de pleegzorger gooide, kan de familiale verzekering van het pleeggezin mogelijk tussenkomst weigeren. Ook dan is het weer de verzekeraar van de dienst pleegzorg die zal moeten tussenkomen.

Bronnen

Artikels op www.jeugdrecht.be

  • M. Berghmans en L. Balcaen, ‘Wie betaalt de schade?'
  • M. Berghmans en L. Balcaen, ‘De gezinsaansprakelijkheidsverzekering betaalt de schade - niet altijd’
  • M. Berghmans en E. Demey 'Statuut pleegzorger'
  • S. Van Rumst 'Ouderlijk gezag en omgangsrecht

Wetgeving

Andere interessante artikels

Beschermende en risicofactoren voor de ontwikkeling van pleegkinderen

Opvoeden

Deze nieuwsbrief gaat in op de beschermende en risicofactoren die de ontwikkeling van pleegkinderen kunnen beïnvloeden.

Jaarverslag Pleegzorg West-Vlaanderen

Pleegzorg in cijfers

Elk jaar blikken we in ons jaarbeeld terug op het afgelopen werkjaar.