Ga verder naar de inhoud

Testament en erfbelasting voor pleegkinderen

17 december 2021

Kunnen pleegkinderen erven van hun pleegouders? En hoe zit dat dan met de belastingen?

Tekst: Min Berghmans, SAM, steunpunt Mens en Samenleving vzw

Geld euro muntstukken

Het gewone erfrecht

Als personen overlijden die geen testament hebben gemaakt, legt art. 731 van het (oud) Burgerlijk Wetboek (BW) de volgorde van erven vast:

  1. Eerst erven de afstammelingen, samen met de langstlevende echtgenoot die het vruchtgebruik krijgt.
  2. Als er geen kinderen zijn, erft de echtgenoot (het vruchtgebruik) samen met de familie van de overledene.
  3. Als er ook geen echtgenoot (meer) is, erven de ouders, samen met broers en zussen van de overledene (elk de helft).

Het BW werkt ook verder uit wat er moet gebeuren als één van de mogelijke erfgenamen zelf al gestorven is en ook kinderen of andere erfgenamen had. Dat noemt men 'plaatsvervulling'.

Tussen echtgenoten en samenwonenden bestaan er ook afspraken over hun vermogen. Dat is het 'huwelijksvermogenstelsel'. Ofwel sloten ze een contract, ofwel is het wettelijke stelsel van toepassing. Bij wettelijk samenwonen (zonder huwelijk) wordt er altijd een contract gemaakt. Als één van de partners overlijdt, wordt eerst hun onderlinge rekening gemaakt. Pas daarna spelen de regels van erfrecht.

Een voorbeeld

Een pleeggezin heeft één wettelijk kind en twee pleegkinderen. Als één van beide ouders overlijdt, erft het eigen kind de naakte eigendom en de langstlevende echtgenoot erft het vruchtgebruik van de nalatenschap. De pleegkinderen erven niets, want zij zijn geen afstammelingen.

Een testament maken

Als een pleeggezin hun pleegkinderen ook iets wil nalaten als zij sterven, kan men afwijken van de wettelijke regeling door een testament op te maken. Voor de geldigheidsvoorwaarden lees je best op notaris.be de brochure ‘Een testament opstellen’.

Naar Belgisch recht kunnen kinderen niet volledig onterfd worden. Zij zijn wat men noemt 'reservataire' erfgenamen. Afstammelingen hebben altijd recht op een 'voorbehouden deel'. Als er kinderen zijn, kan je slechts de helft van je vermogen aan iemand anders toebedelen (schenken of legateren bij testament).

Ook de langstlevende echtgenoot is een reservataire erfgenaam. Het vruchtgebruik op de helft van de nalatenschap en zeker van de gezinswoning kan hem of haar niet worden ontzegd.

De pleegzorgers kunnen allebei een testament maken waarbij zij maximaal de helft van de nalatenschap (zonder het vruchtgebruik van de langstlevende) aan één of meerdere pleegkinderen toekennen.

Erfovereenkomst

Het is ook mogelijk om voor een notaris een familiale erfovereenkomst te sluiten, waarbij schenkingen en andere voordelen en de nalatenschap tussen de ouders en de kinderen - ook pleegkinderen - overeengekomen worden. Kinderen kunnen bijvoorbeeld akkoord gaan dat zij genoegen nemen met een kleiner deel van het vermogen van de ouders, als zij zelf geen kinderen hebben. Minderjarigen kunnen enkel betrokken worden in een erfovereenkomst als vermoedelijke erfgenaam (en niet om te verzaken aan een recht).

Als het wettelijke kind meerderjarig is, kan het pleeggezin een erfovereenkomst opmaken waarbij elk kind voor 1/3 zou begunstigd worden. Zolang het eigen kind minderjarig is, kan dat niet: zijn voorbehouden deel blijft dan ½. De pleegkinderen kunnen dan samen de andere helft erven (elk ¼ of een ongelijke begunstiging).

Erfbelasting

Afstammelingen in de rechte lijn (kinderen, kleinkinderen, ouders, grootouders) betalen maar een beperkt percentage aan erfbelasting op de waarde van de nalatenschap.

Familie in de zijlijn (broers en zussen, tantes en ooms, neven en nichten) betalen heel wat meer. En personen die niet verwant zijn aan de overledene betalen een zeer hoog percentage aan erfbelasting.

Erfbelastingen zijn een gewestelijke bevoegdheid. Er is dus een Vlaamse regeling, een Waalse regeling en een regeling voor het Brussels hoofdstedelijk gewest. Afhankelijk van de woonplaats van de overledene zijn er dus andere tarieven van toepassing.

In Vlaanderen stelt men de relatie tussen 'zorgouders' en 'zorgkinderen' voor de erfbelasting gelijk met een relatie in rechte lijn. Wanneer zorgouders die drie jaar voor een -21jarige hebben gezorgd, hun zorgkind begunstigen in een testament, zal dit ‘zorgkind’ genieten van het laagste tarief erfbelasting. Dit geldt voor pluskinderen, pleegkinderen, kinderen uit de bredere familie onder voogdij … Het is bij de berekening van de erfbelasting dat wordt gekeken of het kind gedurende drie jaar inwoonde.

Als het pleegkind geen drie jaar inwoonde beneden de leeftijd van 21 jaar, is een aanduiding als erfgenaam in het kader van een ‘vriendenerfenis’ mogelijk.

De tarieven in Brussel zijn anders, van 3 tot 30% in de rechte lijn. Een kind dat niet afstamt van de overledene wordt gelijkgesteld met een eigen kind als het 6 achtereenvolgende jaren bij de overledene heeft ingewoond en een 'ouderlijke' zorg kreeg.

Als de pleegzorgers een testament maken om 1/2 aan de beide pleegkinderen na te laten, en zij woonden lang genoeg in dit pleeggezin, betalen zij slechts even weinig erfbelasting op hun erfenis als het wettelijke kind. Een automatisch erfrecht is er niet, een testament blijft nodig.

Voor schenkingen gelden soortgelijke gelijkstellingen voor de schenkbelasting. Maar ook daar mag het voorbehouden gedeelte van de wettelijke erfgenamen niet worden aangetast – tenzij die daarmee akkoord gaan in een erfovereenkomst.

Kleurrijk december 2021

Dit artikel verscheen in het pleegzorgtijdschrift Kleurrijk, editie december 2021.

Andere interessante artikels

Wat betekent "familie" voor pleegkinderen in bestandspleegzorg?

Ondersteuning op maat, Opvoeden, Vrije tijd

Op basis van een systematisch literatuuronderzoek geven Wulleman en collega’s een overzicht over de betekenis van “familie” voor pleegkinderen die opgevangen worden in bestandspleegzorg.

Breakdown van plaatsingen van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen; ervaringen van bestandspleeggezinnen

Opvoeden

Dit kwalitatief onderzoek brengt ervaringen in kaart van bestandspleegouders van een NBMV die in het jaar voorafgaand aan het onderzoek te maken hadden met een breakdown van de pleegzorgsituatie.